Het Bolwerk in Enschede is een beroemd café. Maar het is ook een café zonder kapsones – een café zoals een café moet zijn, een sober, bruin lokaal om de krant te lezen, om te drinken en elkaar te treffen….
De hoek bevindt zich in het hart van Enschede, maar toch net erbuiten. Het uitgaanscentrum van de stad is de Oude Markt. Daaraan liggen de meeste kroegen. Het Bolwerk ligt er net achter. Vanaf de Oude Markt moet je onder een poort door om er te komen. In de poort is snackbar De Muur gevestigd. Ook dat is een begrip in Enschede. Tegenover Het Bolwerk ligt het oude bioscoopcomplex Alhambra – het is gesloten en staat op sloop te wachten.
Goed.Als gezegd: Het Bolwerk is klein. Maar de zaak staat vol tafels – ook klein. Er is een grote leestafel, en een piano waarop een paar oude pinda-automaten staan. Op de tafeltjes liggen Perzische tapijtjes. De bar is in de hoek. Die is ook al heel klein. Bij mooi weer heeft het café een terras. Ook dat is niet groot – een rij stoelen, wat tafeltjes, dat is het. Binnen hangt een foto van Willem Wilmink, de overleden schrijver. Het Bolwerk was zijn stamcafé. In de lijst van de foto is een bierviltje gestoken waarop de schrijver heeft genoteerd dat hij hier het liefst begraven zou willen worden.Hij ligt hier niet.Maar leeft hier wel voort.
Toen ik Het Bolwerk bezocht, zat schuin onder de foto van Wilmink, en naast de kapstok, een stel aan een tafeltje. De man had eenzelfde soort hoofd als de schrijver, zij het zonder snor. Een hoekige, melancholieke kop, met kort borstelig haar. Een man met zorgen, maar ook een kenner van kleine geneugten. Tegenover hem zat een vrouw met eveneens kort haar. Ze droeg een moderne bril. Op de stoel naast haar stond een grote witte tas, met kleurig fruitmotief. Zowel man als vrouw had een groot glas Belgisch bier voor zich staan, en het kostte nog moeite om die glazen niet om te stoten, want ze waren zeer innig met elkaar in gesprek, de hoofden raakten elkaar bijna, en ze streelden elkaars handen. Ze waren beiden de 40 gepasseerd. De liefde, altijd maar weer.
Het was niet druk in het café. De meeste gasten zaten buiten op het terras. Uit de luidsprekers klonk groezelige, maar aanstekelijke semi-akoestische rock van een plaatselijk bandje dat Darkroasted Chickenskin bleek te heten. Het meisje achter de bar vertelde dat haar buurjongen bas speelt in de band. Daar was ze net bij toeval achter gekomen, want ze herkende zijn foto op het hoesje van de zelfgebrande cd. Een jongen met blond haar, die bassist, en ook met zo’n Willem Wilmink-hoofd.
Tijd voor een tosti.Het stel aan het raam begon nu heftig te zoenen, dat wil zeggen: goed zichtbaar glipte de dikke tong van de man de damesmond binnen. Het was duidelijk dat ze een hobbel hadden genomen, want meteen daarna stond de vrouw ineens op. ‘Let’s go’, zei ze. De man stond moeizaam op en sjorde een blauwe rugzak om.
Ik dacht aan Willem Wilmink, die stierf in dezelfde straat als waarin hij werd geboren, en die hier begraven had willen worden. Hij had het tafereel vast graag gezien.
Martin Bril
De Volkskrant 18 mei 2007